Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Belemmeringenwet Privaatrecht

 

Artikel 5
1
Onze Minister van Waterstaat kan op verzoek van rechthebbenden ten aanzien van onroerende zaken, waarvan krachtens overeenstemming of krachtens beslissing, als in de voorgaande artikelen bedoeld, is of wordt gebruik gemaakt, de verplaatsing van het werk onder aan den verzoeker te stellen voorwaarden bevelen.
2
Bepaald kan onder meer worden, dat tot verplaatsing niet zal behoeven te worden overgegaan, dan nadat de daaruit voortvloeiende schade door dengene, op wiens verzoek de verplaatsing zoude geschieden, geheel of gedeeltelijk zal zijn vergoed of voor die vergoeding zekerheid zal zijn gesteld. Indien de verplaatsing der werken zoude geschieden ten behoeve van de oprichting van gebouwen of de uitvoering van andere werken, kan ook worden bepaald, dat zekerheid zal moeten worden gegeven voor vergoeding van de schade, uit de verplaatsing voortvloeiende, voor het geval de gebouwen niet, of niet binnen den bij het bevel gestelden termijn, worden opgericht, of de werken niet, of niet binnen dien termijn, worden uitgevoerd.
3
De in het eerste lid bedoelde rechthebbenden zijn in hun verzoek niet-ontvankelijk:
a
indien met hen omtrent het gebruik hunner onroerende zaken eene regeling werd getroffen en zij zich het recht om eenzijdig die regeling te doen eindigen of te wijzigen, niet uitdrukkelijk of stilzwijgend hebben voorbehouden;
b
indien het werk aanwezig is krachtens een beperkt recht waaraan de betrokken onroerende zaak onderworpen is of krachtens een beding als bedoeld in artikel 252 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, dat is ingeschreven in de openbare registers, bedoeld in afdeling 2 van titel 1 van Boek 3 van dat wetboek.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •